Scholing voor leraren
Feedback Feedback waar een leraar iets mee kan maakt een wezenlijk onderdeel uit van een zorgvuldige beoordeling van onderwijsbekwaamheid. Zo’n beoordeling is voor leraren een ingrijpende zaak, in elke fase van hun opleiding en loopbaan. Kansen en welzijn in het beroep hangen er in hoge mate van af. Daarom is het nodig dat beoordeling en begeleiding niet losgekoppeld, maar juist op elkaar afgestemd worden. Dit lukt het best wanneer deze beide taken worden uitgevoerd door personen die het functioneren op de werkplek van nabij kennen. Alleen een waarnemer die de leraar regelmatig aan het werk ziet is in de positie om passende feedback te geven op passende momenten – ook en juist negatieve feedback, als dat nodig is. Formatieve, procesgerichte beoordeling kan dan voorafgaan aan summatieve, resultaatgerichte beoordeling. Wanneer beide partijen hierbij onderbouwde, concrete en gefaseerde bekwaamheidseisen gebruiken, is een genormeerde dialoog mogelijk over de vraag welke vorderingen de betreffende leraar wel en niet heeft gemaakt. Dan kunnen zij op navolgbare wijze bepalen of en zo ja welke stappen er nodig zijn om de gestelde eisen te vervullen. Wanneer de beoordeling van leraren op deze manier wordt aangepakt, bewijst in de opleiding de relatie tussen opleider en aanstaande leraar zijn pedagogische gehalte en kunnen we in de beroepspraktijk spreken van behoorlijk personeelsbeleid. In beide gevallen wordt namelijk de beoordeelde leraar geholpen om zijn functioneren te verbeteren. De hier bepleite benadering van beoordelen past bij een expeditiemodel, dit in tegenstelling tot een afrekenmodel, waarin begeleiding en beoordeling worden gescheiden en de leraar in wezen aan zichzelf wordt overgelaten. Over wat er nodig is voor een expeditiemodel zijn al in 1972 behartenswaardige dingen gezegd door prof. dr. A.D. De Groot, de grondlegger van het CITO. Beoordelen van onderwijsbekwaamheid volgens een expeditiemodel is gebaat bij directe methoden zoals observatie op de werkplek en 360 o feedback, dit in tegenstelling tot indirecte methoden zoals het aanleggen en bespreken van portfolio’s. Geschikte hulpmiddelen en formulieren voor deze manier van werken zijn te vinden in mijn boek Voor de klas, hfdst. 3 en de bijlagen IV en V. Voorbeelden van geschikte werkwijzen ter afstemming van begeleiding en beoordeling zijn ook te vinden in de EPS-brochure Vakmensen in het VMBO door Sanneke Bolhuis e.a. en de EPS-brochure over het opleidingstraject Op Maat voor zij-instromers door Anke Tigchelaar. Zie meer in het algemeen over de beoordelingsproblematiek de EPS-brochure Beoordelen van competenties van docenten door Gerard Straetmans en Piet Sanders.